De verzamelwoede van Hendrik van Esch
Op m’n strooptocht door Vinkel, om iemand te paaien voor deze rubriek, kom ik deze keer bij Hendrik van Esch uit. Hendrik is verzamelaar van alles. En alles moet je dan in de letterlijkste zin van het woord nemen. “Als ik op straat ’n boutje zie liggen, neem ik het mee naar huis en gooi ik het hier in een of ander emmertje met boutjes.” Schrijf maar op dat Hendrik meer wel, dan niet verzamelt, zegt z’n vrouw… Nee joh dè moete nie opschrijven! Zeg mar dè ik niks weg kan gooien. Dè kumt beter over. Vooruit dan. Hendrik kan nergens afscheid van nemen en heeft zodoende spullen thuis, dè gù nergens over.
Maar laten we met het begin beginnen. Het begon met sigarenbandjes. Hendrik was toen nog ‘n ‘menneke’. Eind jaren ‘60 van de vorige eeuw rookte iedereen nog en m’n vader was een echte sigarenroker. Die sigaren werden toen opgeleukt met ’n soort van versiering middels een bandje om de sigaar heen. Ik haalde in de buurt bij ons, op de Heikantse Hoeve, overal die bandjes op en deed die dan in ’n doos. Op de verjaardag van m’n vader gaf ik hem dan ook altijd ’n doos sigaren. Niet de lekkerste, maar degene met het mooiste sigarenbandje. Ons pap rookte alles op, al was het kaf! Roken jonghe, zin ie. Mien hoalt die doos is van zolder, woar die dingen in zitten! Ik ben zelf eigenlijk ook wel benieuwd of het er inderdaad zoveel zijn, zegt Hendrik. Ik heb ze misschien wel 25 jaar niet meer aangekeken. Zo gaat dat met die dingen hè! Je verzamelt en verzamelt, en als je dan alles hebt, gaan ze naar de zolder en ziet ze nooit meer.
Maar zoals ik zojuist al zei: iets weggooien kan ik niet. Toen ik later brommer ging rijden, ging m’n interesse voor sigarenbandjes naar de Filistijnen en kregen brommers m’n interesse. In de schuur heb ik dan ook ’n aantal van die oude exemplaren liggen. De meeste liggen helemaal uit elkaar geschroefd op zolder daar. Maar vraag maar wat je wilt zien en ik vis het ergens tussenuit. Het is hier dan ook ten strengste verboden de schuur op te ruimen, want dan weet ik niks meer te liggen. Maar m’n grootste tik is toch wel m’n tik voor auto’s. Altijd gehad! Ik heb 5 broers en alle 5 zijn we gek van oude auto’s. M’n eerste auto was ’n Fiat 850. Na bepaalde tijd werd die ingeruild voor ’n Kadettje. Later moest dat ’n rally-uitvoering worden. Maar ook een Opel Commodore of een Mercedes 200 heb ik in die eerste jaren gehad. Tot ik in 1975 op zoek was naar ’n klein sportwagentje. Ik kwam uit bij ’n MG j2 uit 1933. Na het gedeeltelijk te hebben gerestaureerd, ging ik er samen met m’n oudste broer mee naar Zuid-Frankrijk. Ons moeder zei tegen me: Nimt onze Thé mar mee jonghe, dan weet ik zeker dè ge er komt. Dat autootje was niet breder dan de tafel, 90 cm breed met ’n topsnelheid van 80km p/u. Het is maar goed dè ons moeder er niet bij was, want als je ’n vrachtwagen inhaalde en je kwam uit de zucht, dan was het net of je op ’n rodeostier zat. Het wagentje ‘zwiepte’ alle kanten op. Als ik vraag wat hun bestemming was in Frankrijk, kijkt Hendrik z’n vrouw vragend aan. ‘men moete nie oan kèke, ik was er nie bè’. Ik weet het echt niet Frank, zegt Hendrik. Maar je hoort wel, de reis er naar toe heeft meer indruk gemaakt dan de paar dagen daar. Dat wagentje ben ik na verloop van tijd ook weer kwijt geraakt aan een handelaar uit Alkmaar. Ik ruilde hem in voor een Rolls-Roys.
Zo kwam ik bij ’n andere hobby. Bruidsparen rijden. Die heb ik nog eens veel vervoerd! Elke vrijdag was er toentertijd nog ’n bruiloft waar ik met m’n Rolls op moest komen draven. Ik helemaal in stijl; chic pak en bolhoedje. Een leuk verhaaltje is misschien het volgende: Ik had ’n bruidspaar uit Vinkel achterin zitten en zij vroeg me even langs de bloemist te rijden. Dat gaat eigenlijk niet zei ik, want ik heb bijna geen benzine meer. Toch gedaan. Hendrik rij even langs het kerkhof, dan leg ik bij opa iets op het graf. Ik heb bijna geen benzine!! Toch gedaan. Toen we halverwege de Hooghei en Coudewater waren was het gedaan met de benzine en kwamen we stil te staan. De kerk vol volk, maar geen bruidspaar. Dè is wè!! Op de vraag wie dat bruidspaar was, moet Hendrik het antwoord schuldig blijven. Ik weet het echt niet meer, maar misschien dat hij of zij zich, na het lezen van dit stukje, bij mij meldt. Zou ik waarderen. In Kerkdriel heb ik eens ’n stel opgehaald dat hartje winter trouwde. Sneeuwen man! En in zo’n auto zit geen kachel hè! Ik met m’n linkerhand de voorruit sneeuwvrij maken en met m’n andere hand aan de binnenkant het ijs van het raam krabben. Man en Vrouw zaten achter in m’n Rolls-Roys al boven op elkaar! Van de kou! Denk ik.
Ondertussen had ik voor eigen gebruik ’n Pontiac gekocht. Een 8 cilinder. Schitterend. Misschien mooi om te vertellen. Ik werkte in Den Bosch en de directeur had me gevraagd die auto niet voor de zaak te zetten. Want dan viel zijn auto minder op. Zet ‘m hier tegenover maar op de kerkmisse! En munnen baas reed toen toch geen kinderachtig autootje . Hendrik zeg ik, als Hendrik is uitgebuurt. Mag ik dadelijk eens even kijken naar je verzameling van van alles in de schuur. Natuurlijk! Voor ik het in de gaten heb zijn we al in de schuur. Hendrik is in z’n element! In de schuur is het inderdaad een verzameling van typemachines, oude fietsen, gereedschap, foto’s van auto’s op emaillen bordjes die je kreeg bij aankoop van sigaretten, kalenders met molens, ’n stuk of 7 damesbrommers, autoruiten, bumpers, oneindig veel spul. Wè moete er toch mè? Vur de zoveelste keer: ik kan niks weg gooien!
Dan valt m’n oog op ’n camper uit de 70er jaren. Peugeot. 27 jaar geleden gekocht, van Knotter op de Holkampstraat. We zijn bij de Peugeot camper club. Een grote familie joh. Kijk daar boven heb ik ’n stellage gemaakt met allemaal onderdelen voor Peugeot campers. Raamrubbers, binnenspiegels, kookstelletjes, noem maar iets op, het ligt er!! Altijd handig als er iemand van de club iets kapot heeft. Mar Hendrik Jonghe!!! Iemand moet het doen Frank!
Als we na ’n kleine 3 kwartier besluiten naar binnen te gaan en Hendrik aan een stuk gebuurt heeft, vraagt hij of ik ’n fleske bier lust. Prima zeg ik, en ik probeer naar ’n eind voor dit stukje te werken. Maar Hendrik heeft alweer iets wat zeker het vermelden waard is. Maar ik kan niet alles opschrijven zeg ik. Zoveel pagina’s heeft de Echo niet. Dan schrijf je het niet op, toch vertel ik het! Als ik m’n bier op heb en Hendrik nog bezig is met z’n verhaal, zeg ik dat ik nu toch echt naar huis moet. Eenmaal thuis denk ik bij mezelf: Wè kan dieë mens buurten. Geweldig. En het is zo: Ik heb liever iemand die verekkes buurt, dan iemand die niks zi, want dan bende zo uitgebuurt. En belangrijker: dan had ik dit verhaal niet kunnen schrijven.
Frank