Wij staan voor Ons Vinkel

Wie wont doar eigenluk? - december 2019

Wie wont doar eigenluk? - december 2019

Brugstraat 45


Als ik aankom op Brugstraat 45 en gelijk de hoek om fiets word ik opgevangen door ’n Hollandse herder, die zowat door de omheining komt. Ge hoeft niet bang te zijn, hij duu niks! Dè zegge ze allemol, denk ik en schiet met ’n noodgang naar binnen. Enige tellen later komt Wim van Berkel me na. Wim (of Wimke, zoals de meeste zeggen) woont hier al 64 jaar.

 

Ik ben hiernaast geboren, waar nu d’n Dorsvlegel (nog) staat. M’n vader had daar ’n café met ’n winkeltje waar allerlei snuisterijen verkocht werden. Op een gegeven moment verkocht m’n vader de hele handel en begon een steenfabriek op de Vinkelsestraat, daar waar nu Ploegam zit. Maar dat café werd verbouwd ik was ’n jaar of 4 en liep tijdens die verbouwing behoorlijk ‘in de weeg’. Zo kwam het dat m’n vader of moeder aan tante Marie vroeg of zij niet ’n aantal weken op mij wilden passen. Ik ben er nooit meer weggegaan!

 

Ik ben dus opgegroeid bij ome Jan en tante Marie van der Donk - van Berkel. Twee mensen die kinderloos waren en mij grootgebracht hebben als hun eigen kind. Toen ik 16 jaar werd kwam er ’n brief van de gemeente die stelde dat ik geen vaste woon- of verblijfplaats had. Ze wilden weten waar Wim van Berkel eigenlijk woonde. Op de Vinkelsestraat of op de Brugstraat? Ikzelf heb toen aangegeven dat ik op de Brugstraat woonde. Bij m’n oom en tante dus. Vanaf toen was het pas officieel, terwijl ik er al 12 jaar woonde. Ik heb me altijd ’n van Berkel gevoeld en heb altijd geweten hoe het kwam, zoals het nu is. Het was zelfs zo dat ik eens bij vader en moeder logeerde en ik ’s nachts terug naar huis wilde. Heimwee! Dat zegt toch voldoende… Ome Jan handelde wat in paarden en Tante Marie deed het huishouden. Achterop het huis hangt nog altijd unne pèrdekop, die ome Jan eens kreeg met Sinterklaas. Ik loat ‘m mooi hangen, zo denk ik nog veul aan hem.


Ikzelf ben na de ambachtsschool gaan werken op de steenfabriek van ons thuis. Van Berkel Beton heette het. Een echt familiebedrijf waar ik, m’n 5 broers en een zwager werkten. We hadden het er niet slecht, behalve als er vrachtwagens geladen moesten worden. Dat deden we nog met de hand toentertijd! In de wintermaanden was het werk wat minder en zodoende ging ik dan op de vrachtwagen bij Jan Schoones. Dat werk beviel me en dat heb ik dan ook ’n jaar of 25 gedaan. Niet altijd bij Schoones, ik heb ook nog bij v.d. Wielen in Vorstenbosch gereden. Maar de langste tijd bij Ben Plientjes, m’n oom. Schrijf maar Ben v.d. Donk op, anders weten de mensen die nog geen 20 zijn echt niet wie ik bedoel. Ik kwam daar te werken, omdat Adriaan v.d. Elzen z’n been had gebroken en ome Ben verlegen zat om ’n chauffeur. Ik ben er altijd blijven hangen en Adriaan is er nooit meer terug geweest. Als ik ergens goed zit blijf ik hangen. Maar dat verhaal heb ik zojuist al verteld.

 

Wim van Berkel


Nu ben ik inmiddels zover, dat ik niet meer hoef te werken. En dat dus ook niet doe! Ik doe waar ik zin in heb. Ik ga nog met enige regelmaat naar EVVC kijken. Doordeweeks doe ik eigenlijk niks bijzonders. Ik verzorg de paarden van m’n broer die hier rond het huis lopen en fiets is unne keer ergens naar toe. Wat ik heel graag doe, maar eigenlijk niet goed is, is ’n glas bier drinken. D’n dokter zei laatst tegen me: Wim als je zo doorgaat dan heb je 2 of maximaal 3 jaar nog te leven. Als je ermee stopt kun je goed 85 worden. Ik heb mezelf beloofd zo door te gaan zoals het nu gaat. Ik vind het prima zo. Drie avonden in de week naar de hondensportclub in Geffen. ‘s Woensdags naar de tennisclub hier in Vinkel. Overal over buurten, behalve over tennis, want daar weet ik niks van en geef ik ook niks om trouwens. Dan ga ik hier in Vinkel eens naar het café of in Nuland, maar in Geffen is het ook niet verkeerd.


Ik geef aan het eens te willen hebben over de sloop van d’n Dorsvlegel, want tijdens ons gesprek zijn een aantal jongelui hekwerk rondom de hele santenkraam aan het zetten. Ik hoor iets van 26 appartementen. Ik vind het allemaal gezegend. Het zal mijn tijd wel duren, als ik d’n dokter moet geloven. Dan komt er iemand de misse opgereden. Dat is ’n dochter van onze Bert. Die komt d’n aanhanger halen. O, zeg ik, ze komen hier van alles halen? Maar brengen nie veul zeker? Ze hoeven hier niks te komme brengen. Ik kan heel goed voor m’n eigen zorgen en als ik iets moet weten of iets moet hebben, helpen ze me allemaal. Dus doar moet ik nie over mèwe. Sommige mensen vragen me wel eens hoe lang ik nog van plan ben om hier te blijven zitten. Zolang ik rondom het huis m’n ding kan blijven doen, blijf ik hier zitten. Wat ’n ander denkt moet hij weten. Ik zou het eventueel wel kunnen verkopen en met ’n smak geld op de bank, ergens anders kunnen gaan zitten. Mar dan? Ik blijf toch gewoon Wimke van Berkel. Ik zeg dat daar geen speld tussen te krijgen is en vraag hem of hij nog iets kwijt wil middels dit verhaaltje of dat hij het zo laten wil. Ik denk dat het zo goed is Frank en als het dat niet is, dan is het niet anders. Vat nog mar ’n bekske koffie, dan maken we er ’n eind oan. Ik moet um 2 uur op de hondensport zijn.

 

Ik denk weer aan dieën Hollandse herder die achter het huis ligt en vraag of ik er door de voordeur uit mag. Es dè gù? Dat heeft hier nog nooit iemand gedaan, dus gè ook niet. Dus heel stilletjes naar de achterdeur en geruisloos op m’n fiets gesprongen. Net voor ik de hoek om ben komt Django eraan gevlogen. Hij lijkt het hek waar hij achter zit te zijn vergeten en vliegt met ’n noodgang tegen het gaas. Krèk goed denk ik en fiets fluitend de Brugstraat op.


Frank

Facebook

Deze website wil gebruik maken van cookies.